Proverbs 20

1De wijn is een spotter, de sterke drank is woelachtig; al wie daarin dwaalt, zal niet wijs zijn.
 wijn Dat is, de wijn en andere sterke drank, door overdaad misbruikt zijnde, maakt dat de mensen, die hem misbruiken, spotters en gewoelmakers worden.
,
 de sterke drank Hebreeuws, schechar. Zie van dit woord Lev 10:9 .
,
 woelachtig; Of, woelende, of een gewoelmaker; dat is die tot roepen, tieren, kijven, slaan, vechten, enz. den mens verwekt. Zie onder Pro 23:29 ; idem, Hos 4:11 , Hos 4:18 , en van het Hebreeuwse woord, boven Pro 7:11 .
,
 daarin dwaalt, Dat is, in het drinken deszelven de maat tebuitengaat. Zie dezelfde manier van spreken in het kwade genomen, Isa 28:7 , en in het goede, boven Pro 5:19 ; op het woord doolt.
,
 zal niet wijs zijn Dat is, zal de ware wijsheid niet leren, als daartoe onbekwaam zijnde. Of: is niet wijs; dat is, niet verstandig, niet welbedacht, niet godvrezend of deugdzaam.
2De schrik des konings is als het brullen eens jongen leeuws; die zich tegen hem vergramt, zondigt tegen zijn ziel.
 eens konings Te weten, welken een koning iemand in zijn toornigheid aanbrengt. Versta alzo de verschrikking der mensen; Gen 9:2 . De schrik Gods; Gen 35:5 . De schrik der Israëlieten; Deu 2:25 .
,
 eens jongen leeuws; Zie boven Pro 19:12 .
,
 hem Namelijk, den koning.
,
 vergramt, Te weten, met gramme en toornige redenen den koning bejegent.
,
 tegen zijn ziel Dat is, tegen zijn leven, hetwelk hij in groot gevaar brengt. Vergelijk Num 16:38 , en 1Ki 2:23 , en boven Pro 8:36 , mitsgaders de aantekening.
3Het is eer voor een man, van twist af te blijven; maar ieder dwaas zal er zich in mengen.
 af te blijven; Hebreeuws, te zitten. Zitten voor blijven; zie 2Ch 32:10 .
4Om den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom zal hij bedelen in den oogst, maar er zal niet zijn.
 den winter Te weten, die in den zaaitijd nabij is; dat is, om de koude, die dan begint aante komen, of ter wille van het kwade weder. Anders: in den herfst zal de luiaard, enz. Maar het Hebreeuwse woord choreph is tegen den zomer gesteld; Gen 8:22 ; Psa 74:17 ; Amo 3:15 ; Zec 14:8 . En de winter is alzo genoemd, omdat hij gelijk de smaad is der aarde, wegnemende alle schoonheid, groenheid en lieflijkheid derzelve.
,
 bedelen Het Hebreeuwse woord is aldus genomen, Psa 109:10 .
,
 daar zal niets zijn Te weten, dat hij zou mogen maaien, gelijk anderen, die geploegd en gezaaid hebben.
5De raad in het hart eens mans is als diepe wateren; maar een man van verstand zal dien uithalen.
 raad Dat is, de wijsheid, waardoor men weet zichzelven en anderen in alle voorvallende dingen wel te raden.
,
 mans Te weten, die wijs, voorzichtig en kloekzinnig is.
,
 diepe wateren; Zie boven Pro 18:4 .
,
 van verstand Dat is, die verstandig is, alzo boven Pro 10:23 , en Pro 11:12 .
,
 dien Te weten, raad.
,
 uithalen Dat is, uitputten en uittrekken, te weten, met den wijze te vragen, aan te horen en alzo te leren. Vergelijk boven Pro 1:5 . Of versta dat eens diepzinnigen en eenzamen mans genegenheid en voornemen nog enigszins van een verstandig man kan onderzocht, uitgevorst en ontdekt worden.
6Elk van de menigte der mensen roept zijn weldadigheid uit; maar wie zal een recht trouwen man vinden?
 weldadigheid Dat is, roemt zich over zijn goede werken en weldaden, die hij aan anderen bewijst; doch dikwijls met onwaardigheid, door enkel eergierigheid.
,
 recht trouwen man Hebreeuws, een man der getrouwheden. De vraag geeft hier te kennen dat er weinig zodanigen te vinden zijn. Zie gelijke manier van vragen onder Pro 31:10 .
7De rechtvaardige wandelt steeds in zijn oprechtheid; welgelukzalig zijn zijn kinderen na hem.
 oprechtheid; Zie Gen 20:5 .
8Een koning, zittende op den troon des gerichts, verstrooit alle kwaad met zijn ogen.
 koning, Te weten, die wijs, vroom en gerechtigd is.
,
 op den troon Om onder zijn volk het recht uit te spreken.
,
 verstrooit Dat is, doet van hem en zijn volk alle boosheid en het boze wegruimen en uit zijn land delgen, gelijk de zon met haar schijnsel de dikke nevelen en dampen verdrijft. Vergelijk Psa 101:4 .
,
 kwaad Te weten, door de misdadigers voor hem te dagvaarden, kennis te nemen van hun boze stukken, daarover hen te overtuigen, te veroordelen en te bestraffen. J, hij weet hen met een opslag der ogen te verschrikken en te verjagen.
9Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde?
 zeggen Te weten, met der waarheid. Het is een vraag, die sterk loochent. Zie Gen 18:17 .
10Tweeërlei weegsteen, tweeërlei efa is den Heere een gruwel, ja die beide.
  Tweeërlei Hebreeuws, steen en steen, efa en efa; dat is, tweeërlei steen en tweeërlei efa, te weten, een grote, om daarmede in te kopen, en een kleine, om daarmede te verkopen, alzo Deu 25:13 ; zie de aantekening aldaar; idem, onder vs.23.
,
 weegsteen, Dat is, gewicht. Zie Lev 19:36 .
,
 efa Dat is, maat. Wat efa eigenlijk voor een maat geweest is, zie Exo 16:36 .
,
 den HEERE Hebreeuws, des Heeren gruwel. Zie boven Pro 3:32 .
,
 ja Zie dezelfde manier van spreken boven Pro 17:15 , en onder vs.12.
11Een jongen zal ook door zijn handelingen zich bekend maken, of zijn werk zuiver, en of het recht zal wezen.
 door zijn handelingen Dat is, door zijn kinderlijke manieren, die in zijn eerste jaren zich vertonen.
,
 zijn werk Versta, zijn leven, hetwelk hij in den toekomenden tijd leiden zal.
12Een horend oor, en een ziend oog heeft de Heere gemaakt, ja, die beide.
 Een horend oor, De zin is dat van God zijn niet alleen de instrumenten en werktuigen der uiterlijke zinnen, maar ook de macht om die te gebruiken en de gaven om wel te gebruiken. Sommigen verstaan dit in het bijzonder van de gehoorzaamheid, die de onderzaten hunnen overheden schuldig zijn, en van de wijze en voorzichtige regering, waardoor de overheden trouwe ogen moeten hebben over het welvaren hunner onderzaten.
13Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood.
 slaap Te weten, die onmatig is en uit luiheid voortkomt; boven Pro 19:15 .
,
 open uw ogen, Te weten, nadat de natuur haar behoorlijken slaap gehad heeft; begeef u dan tot eerlijken arbeid om den kost te winnen.
,
 verzadig Het is een bevel, inhoudende de belofte van verzadigd te zullen worden. Zie van zulke manier van spreken boven Pro 3:25 .
,
 brood Versta, lichamelijke nooddruft. Zie Gen 3:19 , en Gen 18:5 , mitsgaders de aantekening.
14Het is kwaad, het is kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is, dan zal hij zich beroemen.
 Het is kwaad, Te weten, het goed, of de waar, die de koper dingt om te kopen; lakende alzo uit eigen baatzoeking hetgeen hij gaarne had.
,
 als hij weggegaan is, Dat is, als hij tot zijn eigen voordeel den koop gedaan heeft, gaat hij zijns weegs en prijst zichzelven dat hij door zijne loosheid de waar onder hare waarde gekocht heeft.
15Goud is er, en menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn een kostelijk kleinood.
 robijnen; Zie Job 28:18 .
,
 lippen Dat is, die wetenschap voortbrengen. Versta, wijze en deugdzame redenen; alzo boven Pro 14:7 . Vergelijk ook boven Pro 12:19 , en zie de aantekening.
,
 kleinood Hebreeuws, vat, of gereedschap. Zie Job 28:17 .
16Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden.
 iemand Van de invoeging van dit woord, vergelijk boven Pro 11:15 , en onder Pro 27:13 .
,
 voor] Dit woord is hier ingevoegd uit het volgende lid van vs.16. Vergelijk boven Pro 11:15 , en onder Pro 27:13 .
,
 vreemde Dat is, die u onbekend is, en van wiens middelen gij gene zekerheid hebt om van zijne betaling onbezorgd te wezen.
,
 neem Te weten, gij, tot wiens verzekering de borg gesteld is.
,
 zijn kleed; Te weten, desgenen, die borg geworden is voor een onbekende, en dat tot een pand en zekerheid, dat hij voor den vreemde, zo hij in gebreke valt, zal betalen.
,
 de onbekenden Te weten, lieden. Anders: Voor een uitlandse vrouw; alzo onder Pro 27:13 . Versta door een uitlandse vrouw ene hoer, of die u onbekend is. Zie boven Pro 2:16 .
17Het brood der leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden.
 der leugen Dat is het goed door valse en bedriegelijke middelen gekregen. Zie boven Pro 4:17 ; idem vergelijk boven Pro 9:17 , en de aantekening.
,
 zal zijn mond De zin is dat zulk goed hem in het einde schadelijk zal zijn en groot verdriet toebrengen.
,
 zandsteentjes Of, breekstenen, of keistenen. Zie het Hebreeuwse woord ook Lam 3:16 .
18Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen. 19Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt.
 als Zie Lev 19:16 .
,
 heimelijke; Dat is, het geheim van een ander, dat hem toevertrouwd is.
,
 verlokt Of, liefkoost, vleit, verleidt; dat is, die met aanlokkende en schone woorden iemand aankomt om wat uit zijnen mond te trekken, hetwelk hij daarna gaat overdragen. Zie van het Hebreeuwse woord Jdg 14:15 , op het woord overreden.
20Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis.
 lamp Dat is, zijn welstand, voorspoed en welgelukzaligheid zal vergaan. Zie Job 18:6 .
,
 in zwarte duisternis Hebreeuws, in de zwartheid der duisternis; dat is als de duisternis zo groot is, dat zij gans zwart en dik is. Vergelijk boven Pro 7:9 , en de aantekening. Versta daarbij een zeer droevigen en ellendigen staat, in welken de vloeker van God zal verlaten worden. Zie Gen 15:12 .
21Als een erfenis in het eerste verhaast wordt , zo zal haar laatste niet gezegend worden.
 erfenis Versta, allerlei rijkdom en goed, dat iemand zou mogen aankomen en hij zijnen erfgenamen nalaten.
,
 verhaast Dat is, in korten tijd met grote woeling door allerlei middelen en wegen vergaderd en opgehoopt wordt. Vergelijk onder Pro 21:5 .
22Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den Heere, en Hij zal u verlossen.
 Zeg niet Te weten, bij uzelven, of ook tegen uwen naaste.
23Tweeërlei weegsteen is den Heere een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed.
  Tweeërlei Hebreeuws, steen en steen. Zie boven vs.10.
,
 bedriegelijke Hebreeuws, de waag des bedrogs; dat is, waarmede men zijnen naaste bedriegt, door hem zijn volle gewicht niet te geven en voor zichzelven meer dan het zijne te nemen.
,
 is niet goed Dat is, zij is zeer kwaad. Zie boven Pro 17:26 .
24De treden des mans zijn van den Heere; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan?
 treden des mans Dat is, de gedachten, het voornemen, de woorden en werken, het doen en laten.
,
 zijn van den HEERE; Te weten, niet alleen door het werk der schepping, maar ook door de werken der onderhouding en regering.
,
 zijn weg Dat is, wat hem in zijn leven zal overkomen.
25Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen.
 strik Te weten, waarin hijzelf gevangen wordt; dat is, het is een schadelijk ding voor den mens.
,
 het heilige Dat is, dat door de geloften Gode toegeheiligd is.
,
 verslindt, Te weten, met dezelve te eten of te drinken, hetwelk tegen de wet was; Lev 27:9 ; Deu 23:21 .
,
 onderzoek Te weten, of gij uwe geloften onderhouden zult of niet.
26Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen.
 verstrooit Zie de aantekening boven vs.8.
,
 rad Dat is, hij laat een harde lijfstraf over hen gaan. Voortijds werden grote kwaaddoeners aldus gestraft, dat men een wagen met scherp beslagen wielen over hen liet gaan. Zie 2Sa 12:31 . Versta hieronder, allerlei harde straf.
27De ziel des mensen is een lamp des Heeren, doorzoekende al de binnenkameren des buiks.
 ziel Versta, de redelijke ziel, die met het natuurlijke licht van vernuft en onderscheid tussen goed en kwaad begaafd is, of ook met het bovennatuurlijke der wedergeboorte, waardoor de mens verstaan kan wat hij geloven en hoe hij leven moet.
,
 lamp Dat is, ene klaarschijnend licht der wetenschap, gegeven en ontstoken van den Heere, waardoor de mens zichzelven van buiten en van binnen kent, en onder Gods beleid bestuurd wordt in al zijn doen en laten; vergelijk Mat 6:22-23 ; Luk 11:34-35 ; 1Co 2:11 .
,
 al de binnenkameren Dat is, al de binnenste delen der gedachten, genegenheden, gemoedsbewegingen en der zeer verborgen conscientie; zie Job 15:2 .
28Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon.
 Weldadigheid Zie Psa 101:1 , en onder Pro 25:5 .
29Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid.
 heerlijkheid Te weten, omdat de ouderdom menigmaal een zegen is, waarmede God de vromen vereert; en omdat daarbij ten meeste dele is wijsheid, ervarenheid en raadzaamheid.
30Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.
 Gezwellen De zin is, dat aan een mens, die tot boosheid overgegeven is, gene betering te verwachten is, dan door zware lijfstraffen.
,
 van het binnenste Dat is, die tot het binnenste van lichaam en ziel doordringen.
Copyright information for DutSVVA